Meng voor het gistdeeg 90 g bloem met een snufje droge gist en 75 g koud water in een kom. Dek af met plasticfolie en laat een nacht op kamertemperatuur staan.
Meng de bloem, gist, poedersuiker en zout in een grote kom en kneed er dan achtereenvolgens het startdeeg, het water, de eieren en de zacht geworden boter door tot er een zacht, soepel deeg ontstaat. Dit gaat het beste in een keukenmachine.
Doe het deeg in een licht beboterde kom, dek af en laat anderhalf tot twee uur rijzen. Het moet in volume verdubbelen.
Meng ondertussen de ingrediënten voor de smaakmix en laat het geheel trekken.
Week de sultana's in water.
Leg het deeg op een goed ingevet werkvlak en vorm het voorzichtig met de hand tot een rechthoekige vorm (ongeveer 50 x 35 cm).
Verdeel 50 g van de zachte boter gelijkmatig over het deeg. Bestrijk daarna alles gelijkmatig met eigeel. Laat de sultana's uitlekken en verdeel samen met de gekonfijte sinaasappels en de smaakmix over het deeg.
Kneed alles goed door elkaar tot de ingrediënten goed in het deeg zijn opgenomen.
Verdeel het deeg in 10 stukken van 130 g elk. Vorm de stukken tot balletjes en doe ze in licht ingevette panettonevormpjes. Zet de vormpjes iets uit elkaar op een bakplaat, dek af en laat 30 minuten rijzen op een warme plek.
Verwarm de oven voor op 200° C ventilator. Plaats dan de panettoni in de oven en bak 10 minuten. Verlaag dan de temperatuur naar 160°C en bak nog 15-20 minuten. Dek af met aluminiumfolie als de bovenkant te snel bruin wordt. De cakejes zijn klaar als ze goudgeel zijn en er geen deeg meer aan blijft plakken als je ze met een satéprikker test.
Bestrijk de hete panettoni met de resterende boter en laat afkoelen op een rooster. Laat ze 24 uur rusten voor je ze eet.